طه

 

Taha

 

Ta-Ha

1 - Taha (Ta-Ha) - 001

طه
Ta, Ha.[1]
[1] Bekijk de voetnoten van vers 1 van Soera Al-Baqarah.

2 - Taha (Ta-Ha) - 002

مَآ أَنزَلۡنَا عَلَيۡكَ ٱلۡقُرۡءَانَ لِتَشۡقَىٰٓ
(O Mohammed), Wij hebben de Koran in geen geval naar jou neergezonden om jouw te vermoeien.

3 - Taha (Ta-Ha) - 003

إِلَّا تَذۡكِرَةٗ لِّمَن يَخۡشَىٰ
Maar slechts als een vermaning voor degenen die (Allah) vrezen.

4 - Taha (Ta-Ha) - 004

تَنزِيلٗا مِّمَّنۡ خَلَقَ ٱلۡأَرۡضَ وَٱلسَّمَٰوَٰتِ ٱلۡعُلَى
Een openbaring van Hem Die de aarde en de hoge hemelen heeft geschapen.

5 - Taha (Ta-Ha) - 005

ٱلرَّحۡمَٰنُ عَلَى ٱلۡعَرۡشِ ٱسۡتَوَىٰ
De meest Barmhartige (Allah) verheven over de Troon (Allah is verheven boven de troon op de manier dat bij Zijn perfectie past, zonder het te verdraaien of er een hoedanigheid aan te geven, of te vergelijken of te ontkennen).

6 - Taha (Ta-Ha) - 006

لَهُۥ مَا فِي ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِي ٱلۡأَرۡضِ وَمَا بَيۡنَهُمَا وَمَا تَحۡتَ ٱلثَّرَىٰ
Aan Hem behoort alles wat in de hemelen is en wat op aarde is en alles daartussen, en alles wat onder de grond is.

7 - Taha (Ta-Ha) - 007

وَإِن تَجۡهَرۡ بِٱلۡقَوۡلِ فَإِنَّهُۥ يَعۡلَمُ ٱلسِّرَّ وَأَخۡفَى
En als jij luid uitspreekt, dan waarlijk, Hij kent het geheim en dat wat nog meer verborgen is.

8 - Taha (Ta-Ha) - 008

ٱللَّهُ لَآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَۖ لَهُ ٱلۡأَسۡمَآءُ ٱلۡحُسۡنَىٰ
Allah! Geen heeft het recht om aanbeden te worden behalve Hij! Hem behoren de mooiste Namen toe.

9 - Taha (Ta-Ha) - 009

وَهَلۡ أَتَىٰكَ حَدِيثُ مُوسَىٰٓ
En is het verhaal van Moesa tot jou gekomen?

10 - Taha (Ta-Ha) - 010

إِذۡ رَءَا نَارٗا فَقَالَ لِأَهۡلِهِ ٱمۡكُثُوٓاْ إِنِّيٓ ءَانَسۡتُ نَارٗا لَّعَلِّيٓ ءَاتِيكُم مِّنۡهَا بِقَبَسٍ أَوۡ أَجِدُ عَلَى ٱلنَّارِ هُدٗى
Toen hij een vuur zag zei hij tegen zijn familie: “Wacht! Waarlijk, ik heb een vuur gezien, misschien kan ik jullie daar wat brandende takken van brengen of wat leiding bij het vuur vinden.”

11 - Taha (Ta-Ha) - 011

فَلَمَّآ أَتَىٰهَا نُودِيَ يَٰمُوسَىٰٓ
En toen kwam hij tot het, hij werd bij zijn naam geroepen: “O Moesa!"

12 - Taha (Ta-Ha) - 012

إِنِّيٓ أَنَا۠ رَبُّكَ فَٱخۡلَعۡ نَعۡلَيۡكَ إِنَّكَ بِٱلۡوَادِ ٱلۡمُقَدَّسِ طُوٗى
Waarlijk! Ik ben jouw Heer! Doe je schoenen uit, je bent in het heilige dal ‘Toewa’.

13 - Taha (Ta-Ha) - 013

وَأَنَا ٱخۡتَرۡتُكَ فَٱسۡتَمِعۡ لِمَا يُوحَىٰٓ
En Ik heb jou uitverkoren. Luister dus naar datgene wat ik aan je geopenbaard heb.

14 - Taha (Ta-Ha) - 014

إِنَّنِيٓ أَنَا ٱللَّهُ لَآ إِلَٰهَ إِلَّآ أَنَا۠ فَٱعۡبُدۡنِي وَأَقِمِ ٱلصَّلَوٰةَ لِذِكۡرِيٓ
Waarlijk! Ik ben Allah. Geen heeft het recht om aanbeden te worden behalve Ik, aanbid Mij dus en verricht de gebeden om mij te gedenken.

15 - Taha (Ta-Ha) - 015

إِنَّ ٱلسَّاعَةَ ءَاتِيَةٌ أَكَادُ أُخۡفِيهَا لِتُجۡزَىٰ كُلُّ نَفۡسِۭ بِمَا تَسۡعَىٰ
Waarlijk, het Uur zal komen dat ik verborgen houd, zodat ieder persoon beloond zal worden voor datgene waarna hij streeft.

16 - Taha (Ta-Ha) - 016

فَلَا يَصُدَّنَّكَ عَنۡهَا مَن لَّا يُؤۡمِنُ بِهَا وَٱتَّبَعَ هَوَىٰهُ فَتَرۡدَىٰ
Laat je daarom er niet van afhouden door degene die er niet in gelooft en zijn begeerte volgt, zodat jij niet ten ondergaat.

17 - Taha (Ta-Ha) - 017

وَمَا تِلۡكَ بِيَمِينِكَ يَٰمُوسَىٰ
En wat is in je rechterhand, O Moesa?”

18 - Taha (Ta-Ha) - 018

قَالَ هِيَ عَصَايَ أَتَوَكَّؤُاْ عَلَيۡهَا وَأَهُشُّ بِهَا عَلَىٰ غَنَمِي وَلِيَ فِيهَا مَـَٔارِبُ أُخۡرَىٰ
Hij zei: “Dit is mijn stok waarop ik leun en waarmee ik takken neerhaal voor mijn schapen en waarin andere voordelen zitten.”

19 - Taha (Ta-Ha) - 019

قَالَ أَلۡقِهَا يَٰمُوسَىٰ
Hij zei: “Gooi het neer, O Moesa!”

20 - Taha (Ta-Ha) - 020

فَأَلۡقَىٰهَا فَإِذَا هِيَ حَيَّةٞ تَسۡعَىٰ
Hij gooide het neer en zie! Het was een slang die zich snel bewoog.

21 - Taha (Ta-Ha) - 021

قَالَ خُذۡهَا وَلَا تَخَفۡۖ سَنُعِيدُهَا سِيرَتَهَا ٱلۡأُولَىٰ
En Allah zei: “Grijp het en wees niet bang, Wij zullen het weer in zijn oude staat terugbrengen.-

22 - Taha (Ta-Ha) - 022

وَٱضۡمُمۡ يَدَكَ إِلَىٰ جَنَاحِكَ تَخۡرُجۡ بَيۡضَآءَ مِنۡ غَيۡرِ سُوٓءٍ ءَايَةً أُخۡرَىٰ
En breng je hand naar je zij, het zal wit worden zonder enige ziekte, als een ander teken,

23 - Taha (Ta-Ha) - 023

لِنُرِيَكَ مِنۡ ءَايَٰتِنَا ٱلۡكُبۡرَى
Dat Wij jou enigen van Onze grotere tekenen moge laten zien.

24 - Taha (Ta-Ha) - 024

ٱذۡهَبۡ إِلَىٰ فِرۡعَوۡنَ إِنَّهُۥ طَغَىٰ
Ga naar de Farao! Waarlijk, hij heeft overtreden."

25 - Taha (Ta-Ha) - 025

قَالَ رَبِّ ٱشۡرَحۡ لِي صَدۡرِي
(En Moesa u smeekte): “O mijn Heer! Verruim mijn hart voor mij (zodat ik deze zware boodschap kan dragen).”

26 - Taha (Ta-Ha) - 026

وَيَسِّرۡ لِيٓ أَمۡرِي
En maak mijn taak gemakkelijk voor mij;

27 - Taha (Ta-Ha) - 027

وَٱحۡلُلۡ عُقۡدَةٗ مِّن لِّسَانِي
En maak de knoop van mijn tong los.

28 - Taha (Ta-Ha) - 028

يَفۡقَهُواْ قَوۡلِي
Zodat zij mijn toespraak kunnen begrijpen.

29 - Taha (Ta-Ha) - 029

وَٱجۡعَل لِّي وَزِيرٗا مِّنۡ أَهۡلِي
En wijs voor mij een helper uit mijn familie aan.

30 - Taha (Ta-Ha) - 030

هَٰرُونَ أَخِي
Haaroen, mijn broer.

31 - Taha (Ta-Ha) - 031

ٱشۡدُدۡ بِهِۦٓ أَزۡرِي
Vermeerder mijn kracht met hem.

32 - Taha (Ta-Ha) - 032

وَأَشۡرِكۡهُ فِيٓ أَمۡرِي
En laat hem in mijn taak delen.

33 - Taha (Ta-Ha) - 033

كَيۡ نُسَبِّحَكَ كَثِيرٗا
Zodat wij U veel kunnen verheerlijken.

34 - Taha (Ta-Ha) - 034

وَنَذۡكُرَكَ كَثِيرًا
En U veel kunnen gedenken.

35 - Taha (Ta-Ha) - 035

إِنَّكَ كُنتَ بِنَا بَصِيرٗا
Waarlijk! U bent altijd Alziende.”

36 - Taha (Ta-Ha) - 036

قَالَ قَدۡ أُوتِيتَ سُؤۡلَكَ يَٰمُوسَىٰ
Allah zei: “Jou verzoeken zullen verhoord worden, O Moesa!

37 - Taha (Ta-Ha) - 037

وَلَقَدۡ مَنَنَّا عَلَيۡكَ مَرَّةً أُخۡرَىٰٓ
En voorwaar Wij hebben jou op een ander moment (eerder) al een gunst gegeven.

38 - Taha (Ta-Ha) - 038

إِذۡ أَوۡحَيۡنَآ إِلَىٰٓ أُمِّكَ مَا يُوحَىٰٓ
Toen Wij jouw moeder inspireerden met dat wat Wij inspireerden.

39 - Taha (Ta-Ha) - 039

أَنِ ٱقۡذِفِيهِ فِي ٱلتَّابُوتِ فَٱقۡذِفِيهِ فِي ٱلۡيَمِّ فَلۡيُلۡقِهِ ٱلۡيَمُّ بِٱلسَّاحِلِ يَأۡخُذۡهُ عَدُوّٞ لِّي وَعَدُوّٞ لَّهُۥۚ وَأَلۡقَيۡتُ عَلَيۡكَ مَحَبَّةٗ مِّنِّي وَلِتُصۡنَعَ عَلَىٰ عَيۡنِيٓ
“Leg hem in een kistje en leg het in de rivier, dan zal de rivier het op een oever laten stranden en daar, zal een vijand van Mij en een vijand van hem, hem nemen.” En Ik voorzag je van Mijn liefde zodat je onder Mijn toezien grootgebracht zou worden,

40 - Taha (Ta-Ha) - 040

إِذۡ تَمۡشِيٓ أُخۡتُكَ فَتَقُولُ هَلۡ أَدُلُّكُمۡ عَلَىٰ مَن يَكۡفُلُهُۥۖ فَرَجَعۡنَٰكَ إِلَىٰٓ أُمِّكَ كَيۡ تَقَرَّ عَيۡنُهَا وَلَا تَحۡزَنَۚ وَقَتَلۡتَ نَفۡسٗا فَنَجَّيۡنَٰكَ مِنَ ٱلۡغَمِّ وَفَتَنَّـٰكَ فُتُونٗاۚ فَلَبِثۡتَ سِنِينَ فِيٓ أَهۡلِ مَدۡيَنَ ثُمَّ جِئۡتَ عَلَىٰ قَدَرٖ يَٰمُوسَىٰ
Toen jouw zus ging en zei: “Zal ik u iemand laten zien die hem kan zogen?” Op die manier brachten Wij je bij je moeder terug, zodat zij haar ogen kon koelen en dat ze niet bedroefd zou zijn. Toen doodde jij een man, maar Wij redden jouw van een groot probleem en hebben je met een zware beproeving beproefd. Toen bleef jij een aantal jaren bij het volk van Midian. Toen kwam jij hier volgens een vastgestelde termijn terug dat Ik voor jou bepaald hebt, O Moesa.

41 - Taha (Ta-Ha) - 041

وَٱصۡطَنَعۡتُكَ لِنَفۡسِي
En Ik heb jou voor Mijzelf gekozen.

42 - Taha (Ta-Ha) - 042

ٱذۡهَبۡ أَنتَ وَأَخُوكَ بِـَٔايَٰتِي وَلَا تَنِيَا فِي ذِكۡرِي
Ga samen met jouw broer met Mijn tekenen en jullie beiden mogen niet verslappen of zwak worden in de Gedenkenis tot Mij.

43 - Taha (Ta-Ha) - 043

ٱذۡهَبَآ إِلَىٰ فِرۡعَوۡنَ إِنَّهُۥ طَغَىٰ
Ga, jullie beiden naar de Farao, waarlijk, hij heeft overtreden.

44 - Taha (Ta-Ha) - 044

فَقُولَا لَهُۥ قَوۡلٗا لَّيِّنٗا لَّعَلَّهُۥ يَتَذَكَّرُ أَوۡ يَخۡشَىٰ
En spreek vriendelijk tot hem, misschien zal hij de vermaning aannemen of Allah vrezen.”

45 - Taha (Ta-Ha) - 045

قَالَا رَبَّنَآ إِنَّنَا نَخَافُ أَن يَفۡرُطَ عَلَيۡنَآ أَوۡ أَن يَطۡغَىٰ
Zij zeiden: “Onze Heer! Waarlijk! Wij vrezen dat hij zich zou haasten ons te bestraffen of dat hij zal overtreden."

46 - Taha (Ta-Ha) - 046

قَالَ لَا تَخَافَآۖ إِنَّنِي مَعَكُمَآ أَسۡمَعُ وَأَرَىٰ
Hij zei: “Vrees niet, Waarlijk! Ik ben met jullie beiden, horend en ziend.

47 - Taha (Ta-Ha) - 047

فَأۡتِيَاهُ فَقُولَآ إِنَّا رَسُولَا رَبِّكَ فَأَرۡسِلۡ مَعَنَا بَنِيٓ إِسۡرَـٰٓءِيلَ وَلَا تُعَذِّبۡهُمۡۖ قَدۡ جِئۡنَٰكَ بِـَٔايَةٖ مِّن رَّبِّكَۖ وَٱلسَّلَٰمُ عَلَىٰ مَنِ ٱتَّبَعَ ٱلۡهُدَىٰٓ
Ga dus samen naar hem toe en zeg: “Waarlijk, wij zijn de boodschappers van uw Heer, laat dus de Kinderen van Israël met ons meegaan, en martel hen niet, voorwaar, wij zijn gekomen met een teken van uw Heer! En vrede zal voor degenen zijn die leiding volgen.

48 - Taha (Ta-Ha) - 048

إِنَّا قَدۡ أُوحِيَ إِلَيۡنَآ أَنَّ ٱلۡعَذَابَ عَلَىٰ مَن كَذَّبَ وَتَوَلَّىٰ
Waarlijk, er is ons geopenbaard dat de bestraffing zal komen voor degenen die ontkent en zich afkeert."'

49 - Taha (Ta-Ha) - 049

قَالَ فَمَن رَّبُّكُمَا يَٰمُوسَىٰ
Farao zei: “Wie dan O Moesa is de Heer van jullie twee?”

50 - Taha (Ta-Ha) - 050

قَالَ رَبُّنَا ٱلَّذِيٓ أَعۡطَىٰ كُلَّ شَيۡءٍ خَلۡقَهُۥ ثُمَّ هَدَىٰ
(Moesa) zei: “Onze Heer is Degene Die alles zijn vorm en zijn aard geeft, en het dan goed leidt.”

51 - Taha (Ta-Ha) - 051

قَالَ فَمَا بَالُ ٱلۡقُرُونِ ٱلۡأُولَىٰ
(Farao) zei: “Wat betreft de vroegere generaties dan?”

52 - Taha (Ta-Ha) - 052

قَالَ عِلۡمُهَا عِندَ رَبِّي فِي كِتَٰبٖۖ لَّا يَضِلُّ رَبِّي وَلَا يَنسَى
(Moesa) zei: “De kennis daarvan is bij mijn Heer in een boek, mijn Heer dwaalt niet en vergeet niets."

53 - Taha (Ta-Ha) - 053

ٱلَّذِي جَعَلَ لَكُمُ ٱلۡأَرۡضَ مَهۡدٗا وَسَلَكَ لَكُمۡ فِيهَا سُبُلٗا وَأَنزَلَ مِنَ ٱلسَّمَآءِ مَآءٗ فَأَخۡرَجۡنَا بِهِۦٓ أَزۡوَٰجٗا مِّن نَّبَاتٖ شَتَّىٰ
Die de aarde voor jullie heeft geschapen als een bed en wegen voor jullie daarop geopend heeft en water neer laten komen uit de hemel. En Wij hebben daarmee verschillende soorten plantengroei voortgebracht.

54 - Taha (Ta-Ha) - 054

كُلُواْ وَٱرۡعَوۡاْ أَنۡعَٰمَكُمۡۚ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَأٓيَٰتٖ لِّأُوْلِي ٱلنُّهَىٰ
Eet en weid jullie vee (daarop); waarlijk, hierin zijn bewijzen en tekenen voor mensen van verstand.

55 - Taha (Ta-Ha) - 055

۞مِنۡهَا خَلَقۡنَٰكُمۡ وَفِيهَا نُعِيدُكُمۡ وَمِنۡهَا نُخۡرِجُكُمۡ تَارَةً أُخۡرَىٰ
Daarvan hebben Wij jullie geschapen en daarin zullen Wij jullie doen terugkeren, en daarvan zullen Wij jullie opnieuw voortbrengen.

56 - Taha (Ta-Ha) - 056

وَلَقَدۡ أَرَيۡنَٰهُ ءَايَٰتِنَا كُلَّهَا فَكَذَّبَ وَأَبَىٰ
En voorwaar Wij hebben hem al Onze tekenen en bewijzen getoond, maar hij ontkende en verwierp.

57 - Taha (Ta-Ha) - 057

قَالَ أَجِئۡتَنَا لِتُخۡرِجَنَا مِنۡ أَرۡضِنَا بِسِحۡرِكَ يَٰمُوسَىٰ
Hij zei: “Ben jij gekomen om ons met je toverkunsten uit ons land te verjagen, O Moesa?”

58 - Taha (Ta-Ha) - 058

فَلَنَأۡتِيَنَّكَ بِسِحۡرٖ مِّثۡلِهِۦ فَٱجۡعَلۡ بَيۡنَنَا وَبَيۡنَكَ مَوۡعِدٗا لَّا نُخۡلِفُهُۥ نَحۡنُ وَلَآ أَنتَ مَكَانٗا سُوٗى
Dan waarlijk, wij kunnen toverkunsten maken die daarop lijken; maak dus een afspraak voor een ontmoeting tussen ons waaraan wij en jullie ons aan zullen houden, op een grote open plaats waar beiden gelijke kansen zullen hebben.

59 - Taha (Ta-Ha) - 059

قَالَ مَوۡعِدُكُمۡ يَوۡمُ ٱلزِّينَةِ وَأَن يُحۡشَرَ ٱلنَّاسُ ضُحٗى
(Moesa) zei: “De aangewezen ontmoeting is de Feestdag en laat de mensen zich verzamelen als de zon opkomt.”

60 - Taha (Ta-Ha) - 060

فَتَوَلَّىٰ فِرۡعَوۡنُ فَجَمَعَ كَيۡدَهُۥ ثُمَّ أَتَىٰ
Dus trok Farao zich terug, smeedde zijn plan en kwam terug.

61 - Taha (Ta-Ha) - 061

قَالَ لَهُم مُّوسَىٰ وَيۡلَكُمۡ لَا تَفۡتَرُواْ عَلَى ٱللَّهِ كَذِبٗا فَيُسۡحِتَكُم بِعَذَابٖۖ وَقَدۡ خَابَ مَنِ ٱفۡتَرَىٰ
Moesa zei tegen hen: “Wee over jullie.” Verzin geen leugen over Allah want Hij zou jullie dan door een bestraffing. Volledig vernietigen. En zeker, degene die een leugen over Allah verzint zal verschrikkelijk mislukken.”

62 - Taha (Ta-Ha) - 062

فَتَنَٰزَعُوٓاْ أَمۡرَهُم بَيۡنَهُمۡ وَأَسَرُّواْ ٱلنَّجۡوَىٰ
Zij overlegden met elkaar wat zij moesten doen, en toen hielden zij hun overleg geheim.

63 - Taha (Ta-Ha) - 063

قَالُوٓاْ إِنۡ هَٰذَٰنِ لَسَٰحِرَٰنِ يُرِيدَانِ أَن يُخۡرِجَاكُم مِّنۡ أَرۡضِكُم بِسِحۡرِهِمَا وَيَذۡهَبَا بِطَرِيقَتِكُمُ ٱلۡمُثۡلَىٰ
Zij zeiden: “Waarlijk! Dit zijn twee tovenaars. Zij zijn van plan om jullie met toverkunsten uit het land te verdrijven en om jullie gezagdragers en notabelen te worden.

64 - Taha (Ta-Ha) - 064

فَأَجۡمِعُواْ كَيۡدَكُمۡ ثُمَّ ٱئۡتُواْ صَفّٗاۚ وَقَدۡ أَفۡلَحَ ٱلۡيَوۡمَ مَنِ ٱسۡتَعۡلَىٰ
Smeed dus jullie planen stel je daarna in een rij op, en iedereen die deze dag overleeft zal zeker slagen.”

65 - Taha (Ta-Ha) - 065

قَالُواْ يَٰمُوسَىٰٓ إِمَّآ أَن تُلۡقِيَ وَإِمَّآ أَن نَّكُونَ أَوَّلَ مَنۡ أَلۡقَىٰ
Zij zeiden: “O Moesa! Gooi jij eerst of gooien wij eerst?”

66 - Taha (Ta-Ha) - 066

قَالَ بَلۡ أَلۡقُواْۖ فَإِذَا حِبَالُهُمۡ وَعِصِيُّهُمۡ يُخَيَّلُ إِلَيۡهِ مِن سِحۡرِهِمۡ أَنَّهَا تَسۡعَىٰ
(Moesa) zei: “Nee, gooien jullie (eerst)!” Ziedaar! Door hun ‘sihr’ leek het voor (Moesa) erop dat hun touwen en hun (tover)stokken snel bewogen.

67 - Taha (Ta-Ha) - 067

فَأَوۡجَسَ فِي نَفۡسِهِۦ خِيفَةٗ مُّوسَىٰ
Moesa voelde dus een angst bij zichzelf.

68 - Taha (Ta-Ha) - 068

قُلۡنَا لَا تَخَفۡ إِنَّكَ أَنتَ ٱلۡأَعۡلَىٰ
Wij zeiden: “Vrees niet! Zeker jij zou de overhand hebben.

69 - Taha (Ta-Ha) - 069

وَأَلۡقِ مَا فِي يَمِينِكَ تَلۡقَفۡ مَا صَنَعُوٓاْۖ إِنَّمَا صَنَعُواْ كَيۡدُ سَٰحِرٖۖ وَلَا يُفۡلِحُ ٱلسَّاحِرُ حَيۡثُ أَتَىٰ
En gooi dat wat in je rechterhand is! Het zal dat wat zij gemaakt hebben inslikken. Wat zij hebben gemaakt is slechts de truck van een tovenaar. En een tovenaar zal nooit slagen, hoe vaardig hij ook mag zijn.”

70 - Taha (Ta-Ha) - 070

فَأُلۡقِيَ ٱلسَّحَرَةُ سُجَّدٗا قَالُوٓاْ ءَامَنَّا بِرَبِّ هَٰرُونَ وَمُوسَىٰ
Dus de tovenaars vielen in knielhouding neer. Zij zeiden: “Wij geloven in de Heer van Haaroen en Moesa.”

71 - Taha (Ta-Ha) - 071

قَالَ ءَامَنتُمۡ لَهُۥ قَبۡلَ أَنۡ ءَاذَنَ لَكُمۡۖ إِنَّهُۥ لَكَبِيرُكُمُ ٱلَّذِي عَلَّمَكُمُ ٱلسِّحۡرَۖ فَلَأُقَطِّعَنَّ أَيۡدِيَكُمۡ وَأَرۡجُلَكُم مِّنۡ خِلَٰفٖ وَلَأُصَلِّبَنَّكُمۡ فِي جُذُوعِ ٱلنَّخۡلِ وَلَتَعۡلَمُنَّ أَيُّنَآ أَشَدُّ عَذَابٗا وَأَبۡقَىٰ
(Farao) zei: “Geloven jullie in hem voordat ik jullie daarvoor toestemming heb gegeven? Waarlijk! Hij is jullie baas die jullie de toverkunst heeft geleerd. Ik zal dus zeker jullie handen en voeten aan tegengestelde kanten afhakken en ik zal jullie zeker kruisigen aan de stammen van palmbomen, en jullie zullen zeker weten wie van ons of de Heer van Moesa een strenge en langere bestraffing kan geven.”

72 - Taha (Ta-Ha) - 072

قَالُواْ لَن نُّؤۡثِرَكَ عَلَىٰ مَا جَآءَنَا مِنَ ٱلۡبَيِّنَٰتِ وَٱلَّذِي فَطَرَنَاۖ فَٱقۡضِ مَآ أَنتَ قَاضٍۖ إِنَّمَا تَقۡضِي هَٰذِهِ ٱلۡحَيَوٰةَ ٱلدُّنۡيَآ
Zij zeiden: “Wij geven niet de voorkeur aan jou vanwege de duidelijke tekenen die tot ons zijn gekomen en aan Hem Die ons geschapen heeft. Besluit dus wat u wenst te besluiten want u kunt slechts over dit leven in de wereld besluiten.

73 - Taha (Ta-Ha) - 073

إِنَّآ ءَامَنَّا بِرَبِّنَا لِيَغۡفِرَ لَنَا خَطَٰيَٰنَا وَمَآ أَكۡرَهۡتَنَا عَلَيۡهِ مِنَ ٱلسِّحۡرِۗ وَٱللَّهُ خَيۡرٞ وَأَبۡقَىٰٓ
Waarlijk! Wij geloven in onze Heer, dat Hij ons onze zonden moge vergeven en de toverkunsten waartoe u ons gedwongen heeft. En de eeuwige beloning van Allah is beter in vergelijking met jouw beloning."

74 - Taha (Ta-Ha) - 074

إِنَّهُۥ مَن يَأۡتِ رَبَّهُۥ مُجۡرِمٗا فَإِنَّ لَهُۥ جَهَنَّمَ لَا يَمُوتُ فِيهَا وَلَا يَحۡيَىٰ
Waarlijk! Iedereen die als een misdadigers tot zijn Heer komt, dan is zeker voor hem de hel, daarin zal hij noch sterven noch leven.

75 - Taha (Ta-Ha) - 075

وَمَن يَأۡتِهِۦ مُؤۡمِنٗا قَدۡ عَمِلَ ٱلصَّـٰلِحَٰتِ فَأُوْلَـٰٓئِكَ لَهُمُ ٱلدَّرَجَٰتُ ٱلۡعُلَىٰ
Maar iedereen die tot Hem komt als een gelovige en goede daden verricht, voor hen zijn de hoge rangen,

76 - Taha (Ta-Ha) - 076

جَنَّـٰتُ عَدۡنٖ تَجۡرِي مِن تَحۡتِهَا ٱلۡأَنۡهَٰرُ خَٰلِدِينَ فِيهَاۚ وَذَٰلِكَ جَزَآءُ مَن تَزَكَّىٰ
Eeuwige tuinen waaronder rivieren stromen, daar zullen zij voor altijd verblijven, dat is de beloning voor degenen die zichzelf reinigen (daarom is het een plicht dat de moslim leert hoe hij zijn hart reinigt).

77 - Taha (Ta-Ha) - 077

وَلَقَدۡ أَوۡحَيۡنَآ إِلَىٰ مُوسَىٰٓ أَنۡ أَسۡرِ بِعِبَادِي فَٱضۡرِبۡ لَهُمۡ طَرِيقٗا فِي ٱلۡبَحۡرِ يَبَسٗا لَّا تَخَٰفُ دَرَكٗا وَلَا تَخۡشَىٰ
En voorwaar Wij hebben Moesa geopenbaard (zeggende): “Reis met Mijn dienaren in de nacht en sla een droog pad voor hen in de zee, vrees niet te worden overvallen noch wees bang.”

78 - Taha (Ta-Ha) - 078

فَأَتۡبَعَهُمۡ فِرۡعَوۡنُ بِجُنُودِهِۦ فَغَشِيَهُم مِّنَ ٱلۡيَمِّ مَا غَشِيَهُمۡ
Toen achtervolgde Farao hen met zijn leger, maar het zeewater overspoelden hen volledig en bedekten hen.

79 - Taha (Ta-Ha) - 079

وَأَضَلَّ فِرۡعَوۡنُ قَوۡمَهُۥ وَمَا هَدَىٰ
En Farao liet zijn mensen dwalen, en hij leidde hen niet.

80 - Taha (Ta-Ha) - 080

يَٰبَنِيٓ إِسۡرَـٰٓءِيلَ قَدۡ أَنجَيۡنَٰكُم مِّنۡ عَدُوِّكُمۡ وَوَٰعَدۡنَٰكُمۡ جَانِبَ ٱلطُّورِ ٱلۡأَيۡمَنَ وَنَزَّلۡنَا عَلَيۡكُمُ ٱلۡمَنَّ وَٱلسَّلۡوَىٰ
O kinderen van Israël! Wij hebben jullie van jullie vijand bevrijd en hebben met jullie een Verbond afgesloten aan de rechterkant van de Berg en Wij hebben zoetig drank (geen alcohol) en kwartels naar jullie neergezonden.

81 - Taha (Ta-Ha) - 081

كُلُواْ مِن طَيِّبَٰتِ مَا رَزَقۡنَٰكُمۡ وَلَا تَطۡغَوۡاْ فِيهِ فَيَحِلَّ عَلَيۡكُمۡ غَضَبِيۖ وَمَن يَحۡلِلۡ عَلَيۡهِ غَضَبِي فَقَدۡ هَوَىٰ
(Zeggende): “Eet van de goede wettige zaken waarmee Wij jullie voorzien hebben en overtreed daarin niet zodat Mijn woede niet gerechtigd op jullie zal neerdalen. En hij waarover Mijn woede komt zal zeker verdwijnen.”

82 - Taha (Ta-Ha) - 082

وَإِنِّي لَغَفَّارٞ لِّمَن تَابَ وَءَامَنَ وَعَمِلَ صَٰلِحٗا ثُمَّ ٱهۡتَدَىٰ
En waarlijk, Ik vergeef beslist degene die berouw toont (voor zijn zondes), gelooft (in Mijn éénheid), goede daden verricht (zowel de verplichte als de vrijwillige) en daarmee voortgaat (tot de dood).

83 - Taha (Ta-Ha) - 083

۞وَمَآ أَعۡجَلَكَ عَن قَوۡمِكَ يَٰمُوسَىٰ
“En wat deed jou vooruitlopen op jouw volk, O Moesa?”

84 - Taha (Ta-Ha) - 084

قَالَ هُمۡ أُوْلَآءِ عَلَىٰٓ أَثَرِي وَعَجِلۡتُ إِلَيۡكَ رَبِّ لِتَرۡضَىٰ
Hij zei: “Zij zijn vlak achter mij en ik haast mij tot U O mijn Heer, dat U tevreden moge zijn.”

85 - Taha (Ta-Ha) - 085

قَالَ فَإِنَّا قَدۡ فَتَنَّا قَوۡمَكَ مِنۢ بَعۡدِكَ وَأَضَلَّهُمُ ٱلسَّامِرِيُّ
(Allah) zei: “Waarlijk! Wij hebben jouw volk in jouw afwezigheid beproefd en As-Samiri heeft hen doen afdwalen.”

86 - Taha (Ta-Ha) - 086

فَرَجَعَ مُوسَىٰٓ إِلَىٰ قَوۡمِهِۦ غَضۡبَٰنَ أَسِفٗاۚ قَالَ يَٰقَوۡمِ أَلَمۡ يَعِدۡكُمۡ رَبُّكُمۡ وَعۡدًا حَسَنًاۚ أَفَطَالَ عَلَيۡكُمُ ٱلۡعَهۡدُ أَمۡ أَرَدتُّمۡ أَن يَحِلَّ عَلَيۡكُمۡ غَضَبٞ مِّن رَّبِّكُمۡ فَأَخۡلَفۡتُم مَّوۡعِدِي
Toen keerde Moesa boos en verdrietig terug tot zijn volk. Hij zei: “O mijn volk! Heeft jullie Heer niet een oprechte belofte afgelegd? Duurde het soms lang voor jullie tot die belofte uitkwam? Of wensten jullie dat de woede van jullie Heer over jullie zou neerdalen, omdat jullie jullie afspraak met mij gebroken hebben."

87 - Taha (Ta-Ha) - 087

قَالُواْ مَآ أَخۡلَفۡنَا مَوۡعِدَكَ بِمَلۡكِنَا وَلَٰكِنَّا حُمِّلۡنَآ أَوۡزَارٗا مِّن زِينَةِ ٱلۡقَوۡمِ فَقَذَفۡنَٰهَا فَكَذَٰلِكَ أَلۡقَى ٱلسَّامِرِيُّ
Zij zeiden: “Wij hebben niet uit vrije wil onze belofte aan jou verbroken maar wij werden gedwongen het gewicht van de sieraden van het volk te dragen, toen hebben wij het (in het vuur) geworpen en dat was wat As-Samiri voorstelde.

88 - Taha (Ta-Ha) - 088

فَأَخۡرَجَ لَهُمۡ عِجۡلٗا جَسَدٗا لَّهُۥ خُوَارٞ فَقَالُواْ هَٰذَآ إِلَٰهُكُمۡ وَإِلَٰهُ مُوسَىٰ فَنَسِيَ
Toen nam hij voor hen het beeld van een kalf dat loeide (door de wind) Zij zeiden: “Dit is jouw god en de god van Moesa, maar (Moesa) is (zijn god) vergeten.”

89 - Taha (Ta-Ha) - 089

أَفَلَا يَرَوۡنَ أَلَّا يَرۡجِعُ إِلَيۡهِمۡ قَوۡلٗا وَلَا يَمۡلِكُ لَهُمۡ ضَرّٗا وَلَا نَفۡعٗا
Konden zij dan niet zien dat het niet in staat was een woord terug te zeggen en dat het geen macht had om hen te kwetsen of hen iets goeds te brengen?

90 - Taha (Ta-Ha) - 090

وَلَقَدۡ قَالَ لَهُمۡ هَٰرُونُ مِن قَبۡلُ يَٰقَوۡمِ إِنَّمَا فُتِنتُم بِهِۦۖ وَإِنَّ رَبَّكُمُ ٱلرَّحۡمَٰنُ فَٱتَّبِعُونِي وَأَطِيعُوٓاْ أَمۡرِي
En Haaroen had zeker al vooraf gezegd: “O mijn volk! Jullie worden hierin beproefd en waarlijk jullie Heer is (Allah) de meest Barmhartige volg mij dus en gehoorzaam mijn bevel.”

91 - Taha (Ta-Ha) - 091

قَالُواْ لَن نَّبۡرَحَ عَلَيۡهِ عَٰكِفِينَ حَتَّىٰ يَرۡجِعَ إِلَيۡنَا مُوسَىٰ
Zij zeiden: “Wij zullen niet stoppen het te aanbidden tot Moesa naar ons terugkeert.”

92 - Taha (Ta-Ha) - 092

قَالَ يَٰهَٰرُونُ مَا مَنَعَكَ إِذۡ رَأَيۡتَهُمۡ ضَلُّوٓاْ
Moesa zei: “O Haaroen! Wat heeft je weerhouden toen je zag dat zij afdwaalden?”

93 - Taha (Ta-Ha) - 093

أَلَّا تَتَّبِعَنِۖ أَفَعَصَيۡتَ أَمۡرِي
Dat zij mij niet volgden? Was jij dan ongehoorzaam aan mijn bevel?”

94 - Taha (Ta-Ha) - 094

قَالَ يَبۡنَؤُمَّ لَا تَأۡخُذۡ بِلِحۡيَتِي وَلَا بِرَأۡسِيٓۖ إِنِّي خَشِيتُ أَن تَقُولَ فَرَّقۡتَ بَيۡنَ بَنِيٓ إِسۡرَـٰٓءِيلَ وَلَمۡ تَرۡقُبۡ قَوۡلِي
Hij zei: “O zoon van mijn moeder! Grijp mij niet bij mijn baard en ook niet bij mijn hoofd! Waarlijk, ik vrees dat je zou zeggen: “Je hebt voor een scheiding tussen de Kinderen van Israël gezorgd, en jij hebt niet op mijn woord gewacht!”

95 - Taha (Ta-Ha) - 095

قَالَ فَمَا خَطۡبُكَ يَٰسَٰمِرِيُّ
(Moesa) zei: “En wat scheelt jou, o Samiri?”

96 - Taha (Ta-Ha) - 096

قَالَ بَصُرۡتُ بِمَا لَمۡ يَبۡصُرُواْ بِهِۦ فَقَبَضۡتُ قَبۡضَةٗ مِّنۡ أَثَرِ ٱلرَّسُولِ فَنَبَذۡتُهَا وَكَذَٰلِكَ سَوَّلَتۡ لِي نَفۡسِي
(Samiri) zei: “Ik zag wat zij niet zagen, dus nam ik een handvol (stof) van de hoefafdruk van de Boodschapper en gooide het. Dus gaf mijn nafs (ego) mij de opdracht.” (en weet dat de makkelijkste weg naar het vuur is je nafs volgen, en de weg naar het paradijs je nafs niet volgen maar opvoeden volgens de Islam).

97 - Taha (Ta-Ha) - 097

قَالَ فَٱذۡهَبۡ فَإِنَّ لَكَ فِي ٱلۡحَيَوٰةِ أَن تَقُولَ لَا مِسَاسَۖ وَإِنَّ لَكَ مَوۡعِدٗا لَّن تُخۡلَفَهُۥۖ وَٱنظُرۡ إِلَىٰٓ إِلَٰهِكَ ٱلَّذِي ظَلۡتَ عَلَيۡهِ عَاكِفٗاۖ لَّنُحَرِّقَنَّهُۥ ثُمَّ لَنَنسِفَنَّهُۥ فِي ٱلۡيَمِّ نَسۡفًا
Moesa zei: “Ga dan weg! En waarlijk jouw (bestraffing) in dit leven zal zijn dat je zult zeggen: 'Raak niet aan'; en waarlijk (voor een toekomstige bestraffing) heb je een belofte die niet zal mislukken. En kijk naar je (valse) god aan wie je toegewijd bent. Wij zullen het beslist verbranden en de resten in de zee verspreiden.”

98 - Taha (Ta-Ha) - 098

إِنَّمَآ إِلَٰهُكُمُ ٱللَّهُ ٱلَّذِي لَآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَۚ وَسِعَ كُلَّ شَيۡءٍ عِلۡمٗا
Jullie heer is alleen Allah, de Ene. Niemand heeft het recht aanbeden te worden behalve Hij. Hij bezit volledige kennis over alle zaken.

99 - Taha (Ta-Ha) - 099

كَذَٰلِكَ نَقُصُّ عَلَيۡكَ مِنۡ أَنۢبَآءِ مَا قَدۡ سَبَقَۚ وَقَدۡ ءَاتَيۡنَٰكَ مِن لَّدُنَّا ذِكۡرٗا
Dus geven Wij jou informatie wat eerder gebeurd is. En voorwaar Wij hebben jou van Ons een Herinnering gegeven.

100 - Taha (Ta-Ha) - 100

مَّنۡ أَعۡرَضَ عَنۡهُ فَإِنَّهُۥ يَحۡمِلُ يَوۡمَ ٱلۡقِيَٰمَةِ وِزۡرًا
Iedereen die zich hiervan afkeert waarlijk, zij zullen een zware last op de Dag der Opstanding dragen.

101 - Taha (Ta-Ha) - 101

خَٰلِدِينَ فِيهِۖ وَسَآءَ لَهُمۡ يَوۡمَ ٱلۡقِيَٰمَةِ حِمۡلٗا
Zij zullen voor eeuwig in die toestand verblijven en zeker, die lading voor hen op de Dag der Opstanding!

102 - Taha (Ta-Ha) - 102

يَوۡمَ يُنفَخُ فِي ٱلصُّورِۚ وَنَحۡشُرُ ٱلۡمُجۡرِمِينَ يَوۡمَئِذٖ زُرۡقٗا
De dag wanneer er op de bazuin zal worden geblazen, brengen Wij de misdadigers die blauw van kleur zullen zijn bijeen (blauw vanwege de horror en angst van die dag, daarom moeten wij ons goed voorbereiden op die zware dag)

103 - Taha (Ta-Ha) - 103

Scroll to Top